Pierre Bourdieu, of een leven in contramine
Decennialang was de kunstsociologie een ondergeschoven kind binnen de sociale wetenschappen. Met uitzondering van het empirisch onderzoek rond cultuurdeelname, dat in West-Europa vanaf de jaren 60 op gang kwam, betoonde de reguliere sociologie nauwelijks interesse voor de kunstensector. Er waren natuurlijk de spreekwoordelijke uitzonderingen, zoals de publicaties van Pierre Francastel over de beeldende kunsten of de sociologische beschouwingen van Jean Duvignaud over het theater.
De belangrijkste poging om ontwikkelingen binnen de kunsten maatschappelijk te duiden, kwam echter niet uit de hoek van de academische sociologie, maar droeg het stempel van de Kritische Theorie. De ondertussen klassieke beschouwingen van Adorno over, bijvoorbeeld, de muziek van Mahler en Schönberg of het theaterwerk van Beckett stonden jarenlang letterlijk op een eenzame hoogte. Adorno claimde er ook het label sociologie voor – hij publiceerde tenslotte een Inleiding in de muzieksociologie.
Dat was niet naar de zin van empirische sociologen als Kurt Blaukopf. Zij deden zijn redeneringen af als ongefundeerde speculaties, maar wisten niet meteen een alternatief te formuleren – tenzij de positivistische mantra dat wat niet strikt empirisch kan worden gekend per definitie onkenbaar is.
Source: Pierre Bourdieu, of een leven in contramine – De Witte Raaf